Ook dit jaar konden we rekenen op een mooi aantal kwalitatieve inzendingen die een ruim gamma van maatschappelijk relevante thema’s bestrijken : van een actief agrarisch grondbeleid, over hoe de ruimte vormgeven vanuit waterbeleid, voedsel, energietransitie, de (inter)nationale planning van lijninfrastructuren tot het belang van burgerinitiatieven in de ruimtelijke planning en de evaluatie van ruimtelijke beleidsplannen. De jury vond het hoge aantal inzendingen vanuit architectuuropleidingen opmerkelijk en juicht toe dat architecten zich meer en meer toeleggen op de ruimere landschapsschaal. De jury stond dan ook voor een uitdagende taak om in deze veelheid van inzendingen tot 5 nominaties te komen.
De vijf finalisten
De centrale hypothese van het eindwerk van Bart Laridon is dat een actief agrarisch grond- en pandenbeleid noodzakelijk is om duurzaam om te gaan met de Vlaamse agrarische structuur. Vanuit grondig literatuuronderzoek naar bestaande instrumenten ontwikkelde Bart een prototype van dit beleid. De jury erkent zeer sterk de urgentie van een actief grond- en pandbeleid voor landbouw. Bart slaagt er bovendien in om een samenhangend oplossingskader te formuleren. Hij transformeert het stedelijk grond- en pandenbeleid naar landbouw waarbij hij tot concrete voorstellen komt die zeer implementeerbaar zijn. Hij is persoonlijk zeer sterk gedreven door de problematiek. De mogelijke valkuil van een samenhangende toolbox is dat er minder reliëf mogelijk is tussen de individuele instrumenten en het daardoor ook minder evident is een gefaseerde aanpak te formuleren. Klemtoon op landbouw mag niet ten koste gaan van meer integrerende oplossingen voor de open ruimte.
Emma D’havé onderzoekt in haar masterproef ruimtelijke strategieën voor de Denderregio die drie thema’s verbinden : het watersysteem, het verstedelijkte landschap en de landbouwruimte. Om de verstedelijkingsdruk en klimaatverandering in de Denderregio het hoofd te kunnen bieden is een transformatie van het landschap noodzakelijk en daarvoor volstaat een sectorale benadering niet. Door prototypes voor deze ruimtelijke strategieën te ontwikkelen maakt Emma de koppelkansen tussen de drie thema’s voor concrete plekken in het gebied duidelijk. De jury looft de verbeeldingskracht die uitgaat van de masterproef die prachtig is vormgegeven. De thesis werkt dan ook zeer uitnodigend om samenwerking rond de prototypes op gang te brengen. Om ze effectief uitvoerbaar te maken mist de jury nog wel een aantal aspecten zoals reeds uitgevoerde referentieprojecten of koppeling aan verdienmodellen voor landbouw. Dit zou het eindwerk nog sterker hebben gemaakt.
De masterproef van Jonas Görgen kijkt naar de stedelijke ruimte door de bril van energie, en dat op verschillende niveaus. Hij start met academische concepten zoals Positive Energy Districts. Verder kijkt hij naar de huidige inspanningen van het Brussels Gewest om de emissies te verminderen en stelt hij het huidige beleid van energierenovatie van gebouwen in vraag. Jonas categoriseert vervolgens de wijk Kuregem in een taxonomie van stedelijke blokken die een verschillende aanpak op het vlak van energie mogelijk maken. Tot slot past hij verschillende ontwerpstrategieën toe met energie als basis en onderbouwt hij specifiek het potentieel van warmtenetten. De jury vindt de hoeveelheid ideeën die Jonas samenbrengt in zijn thesis indrukwekkend. Het energievraagstuk in stedelijke context is bovendien zeer relevant. De sterkte van het eindwerk is misschien gelijktijdig ook de zwakte. Door de grote hoeveelheid ideeën slaagt Jonas er niet in om ze allemaal even sterk uit te werken en te onderbouwen.
Stijn Nevens onderzoekt in zijn eindwerk de relatie tussen zelforganiserende initiatieven en overheidsinterventies in Vlaanderen en Brussel. Vanuit literatuuronderzoek stelt hij motieven vast vanuit de overheid en vanuit zelforganisaties om tot samenwerking te komen. Hij identificeert ook spanningen en tegenstrijdigheden in die relatie. Dit biedt hem een kader om tot een vergelijkende analyse te komen tussen vijf bestaande samenwerkingen. Tot slot komt hij tot cruciale schakels om een dubbele verbinding tussen overheden en zelforganiserende initiatieven mogelijk te maken : de rol van een intermediair en informele gesprekken, het potentieel van prefiguratie, de invloed van storytelling en het uitdagen van overheidsinstellingen. De jury vindt het thema rond burgerinitiatieven maatschappelijk zeer relevant. De methodiek van getuigenissen leent zich bovendien sterk voor dit thema, maar een ruimer aantal getuigenissen zou een nog rijkere analyse hebben opgeleverd.
Met de beleidsplanning ambieert Vlaanderen een strategische, dynamische en realisatiegerichte planning. Tycho Taeckens gaat in zijn thesis na in hoeverre dit geslaagd is. Aan de hand van een theoretisch kader lijnt hij parameters af die hij vervolgens toepast in een discoursanalyse van de strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, de ontwerp-beleidsplannen van de provincie Oost-Vlaanderen en de gemeente Lochristi en de beleidsplannen van de provincie Antwerpen en de gemeente Geel. Tycho komt tot de vaststelling dat er op Vlaams niveau sprake is van een trage uitvoering en afwijkende beleidsbeslissingen. Daarnaast ontbreken bij alle beleidsplannen nog steeds grotendeels het strategisch karakter en een actief uitvoeringsorgaan. En waar de structuurplanning wel degelijk een breuk maakte met het verleden, lijkt de beleidsplanning meer incrementeel verder te bouwen op de structuurplanning. Tycho maakt hiermee zeer methodisch een scherpe analyse van de huidige beleidsplannen, maar hij doet ook concrete voorstellen om hieraan te verhelpen.
Lees de thesissen van alle finalisten hier.
Er kan er maar één de winnaar zijn...
Na rijp beraad beslist de jury om de afstudeerprijs toe te kennen aan Tycho Taeckens. Het is een uitgelezen moment om binnen het vakgebied het gesprek rond de beleidsplannen te openen en de thesis van Tycho biedt daarvoor een uitstekende basis.