Hoe verbindt ruimte? En wát verbindt die ruimte dan? Kan je als opdrachtgever, planner of ontwerper bewust aansturen op ‘verbinding’ via een ruimtelijk project? Vele bijdragen in dit nummer doen vanuit sociologisch perspectief vermoeden dat het toch veeleer gebruikers, initiatiefnemers en creatievelingen zijn die samenhorigheid tot stand brengen door een activiteit of interventie in die ruimte. Dat de naakte ruimte bijgevolg geen intrinsieke verbindende waarde heeft. Vanuit functioneel perspectief gaan we dieper in op het potentieel dat een plek biedt om meerdere – soms tegenstrijdige – doelstellingen samen te brengen. Of om een synergie tot stand te brengen voor diverse beleidsdomeinen, waarbij een win-win ontstaat. Wanneer mensen erin slagen om een plek – gaande van een kavel of pand tot een stad – zodanig te gebruiken, in te richten, te ontwerpen dat die plek deel wordt van een fysiek, sociaal, economisch, ecologisch of eender welk netwerk, dan kunnen we wellicht van een verbindende ruimte spreken. Het klinkt tegenstrijdig: om de verbindende capaciteit van een plek te sublimeren, is ‘loslaten’ het sleutelwoord. Met het toelaten van vrijheden in gebruik, tijd en ruimte is vaak meer mogelijk dan met een strakke regie en regelgevend kader. Dat is althans wat blijkt uit een aantal bijdragen in het nummer dat voor u ligt, onder meer over de tijdelijke invullingen in de Gentse Rabotwijk, het afstudeerproject van Laura Dreesen (en de nasleep ervan), en last but not least, een diepgravend groepsgesprek. Dat en meer, in het 59e nummer van Ruimte!