Van catchy slogan naar effectief planningsinstrument

Ruimtelijk planners, stedenbouwkundigen, beleidsmakers, groendeskundigen... Ook in Vlaanderen werd de '3-30-300' vuistregel voor stadsvergroening van Cecil Konijnendijk door vele groenprofessionals begaan met stedelijk groen, enthousiast onthaald. Wij onderzochten in opdracht van het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos of deze communicatief sterke regel ook een robuuste basis biedt voor het moderniseren van de Vlaamse groennormen.

Nieuwe tijden, nieuwe noden

Met zijn 3-30-30 vuistregel stelt Cecil Konijnendijk dat er minimaal 3 bomen zichtbaar zijn vanuit elk huis, dat er minimaal 30 procent boomkruindek aanwezig is in elke woonwijk, en dat er maximaal 300 meter afstand is tot het dichtstbijzijnde groen waarin je kunt recreëren. Als catchy slogan biedt 3-30-300 een moderner en toegankelijker houvast voor vergroening dan de Vlaamse groennormen opgemaakt in 1993, die per groentype (zoals wijkgroen en stadsgroen) normen gaven aan de minimale oppervlakte en maximale afstand per inwoner. Deze richtcijfers waren niet wettelijk bindend, maar boden wel handvatten om te werken aan publiek groen.

lees artikel